Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als hij in de poort van [20]Benjamin was, zo was daar de wachtmeester, wiens naam was Jerija, de zoon van Selemja, den zoon van Hananja; die greep den profeet Jeremia, zeggende: Gij wilt tot de Chaldeen [21]vallen! 20. Waar men naar het land van Benjamin ging. 21. Dat is, overgaan, afwijken tot den vijand. Hebreeuws, gij zijt vallende, enz.